42 — wezensvreemd

 

Het was twee weken geleden erg schrikken, in het gebouw, de Jellinek. Er was werkelijk flinke heibel ontstaan in het doorgaans zo rustige productiebedrijfje aan de Obrechtstraat in Amsterdam; zelfs de lopende band werd enige tijd stilgezet. Het beloofde een lange dag te worden, een dag van reflectie, crisisberaad en vooral van: damage control. Eigenlijk was het zo’n typische Hollandse herfstdag, waarop het zuur verdiende Top GGZ Keurmerk, de klanttevredenheid van 8½ en de buitengewoon hoge medewerkerstevredenheid bijna geheel verbleekten, er was alleen nog maar de grote ophef, op directieniveau. Ik zal het hier maar direct opbiechten: dat kwam indirect door mij. Sorry daarvoor. Alleen: ik heb niets gedaan! Althans, nóg niet… tot nu toe schrééf ik alleen maar… en daar komt nu eindelijk enige verandering in. Langzaam maar zeker. Daarom druk ik u op het hart: blijf hier, bij deze weblog.

Het startschot hiervoor is in elk opzicht gegeven door het dappere directieduo, Wencke de Wildt & Jasper ten Dam, vermaard koningskoppel van de Jellinek. Eer en hulde aan hen! Gert & Hermien in verslavingsland. Omdat alle dingen uit de lengte of uit de breedte moeten komen, is zowel het gebrek aan bestuurlijk gewicht als het beleidsniveau op kniehoogte erg schrijnend om te zien. Een passende beeldspraak zou zijn: in dit directiekringetje drinkt men tijdens de vrijdagmiddagborrel louter Kabouter. Plop! Vrolijk nippend aan hun dwergjenevertje dansen zij op de vulkaan hun dagen voorbij. En wij, verslaafden, wij hebben weer onze eigen dans:

‘Tell me something, my friend. Have you ever danced with the devil in the pale moonlight?’

Nogal huiveringwekkend, maar iedere verslaafde kan deze vraag met ja beantwoorden, allemaal. Je wordt ertoe uitgenodigd: mag ik deze dans van u? Daar ga je. Van muurbloempje naar dolle derwisj. Op muziek van de danse macabre, van Camille Saint-Saëns. Een dans als deze biedt de verslaafde bitter weinig vertier, het is de opmaat tot zijn eigen dodenrit. Dans, mijn jongen, dans! Maar ziedaar, déze dans ontspring je. Want je stopt ermee…

Vanuit een aangeboren soort hoffelijkheid schrijf ik in deze blog ‘Wencke & Jasper’, maar het is Jasper die binnen de Jellinek volledig de dienst uitmaakt. In kringen rond de directie hoor je weleens gemopper daarover. Wanneer Wencke en Jasper samen een vergadering leiden, is het voortdurend Jasper die alle vragen beantwoordt. Hij is… de man.

Ik weet ook wel dat deze woorden zijn ego en mannelijkheid erg strelen – wie had ooit gedacht dat mijn woorden dat zouden doen! – maar dat is nu eenmaal de ironie van alles: je kunt in elk willekeurig woord lezen wat je wilt. Voor Jasper ten Dam is dit bericht waarschijnlijk nu al een soort feestrede geworden, maar dat geeft allemaal niet, lezer, ik heb er geen enkel belang bij om die twee zomaar af te vallen, maar af en toe kom ik in deze weblog op voor lotgenoten, de cliënten in de Jellinek.

Dus: waar ging al die herrie over?

De herrie ontstond doordat de cliëntenraad van de Jellinek een eigen blad uitgeeft, het Nulnummer geheten. Het is een kleurrijk magazine, komt tweemaal per jaar uit, voor en door verslaafden, oplage 3000 – en nu juist dít blad had het in zijn hoofd gehaald om mijn bericht 36 – de wegwijzer op te nemen. Tja, hoe gek kun je zijn? Of: hoe dapper! Mijn bericht was sterk ingekort, maar de kern stond er, met afbeelding en al. Twee weken geleden kwam het uit, Nulnummer no. 21, het blad heeft een vaste stek in de hal van het gebouw en gaat ook wijd het land in. Bericht de wegwijzer bestond feitelijk uit drie delen:

–  de reclamewedloop van verslavingsklinieken;
–  de Jellinek wil geen ex-cliënten over de vloer;
–  een ode aan de gewone behandelaar.

Nooit reageerde de directie op mijn aanbod om de Zes naar de nazorg te sturen, laat staan op mijn kritiek, of op wat dan ook, maar nu dan eindelijk wel: met onversneden woede. Kennelijk is dat de enige emotie die zij in huis hebben, Wencke en Jasper waren razend. Pitt Hamson was diep hun wereld binnengedrongen. Het was erg naïef van de Jellinek om dat niet te zien aankomen. Zij hebben Koning Alcohol in het gebouw toegelaten, zij hebben cliënten hun ‘uitglijers’ gegeven, en waar de Koning is, daar is Pitt ook. Hij zat achter mij aan en nu is het andersom.

Er werd over gepraat om alle reeds verzonden exemplaren terug te halen, maar dat was nauwelijks mogelijk zonder helemaal voor gek te staan. Het blad maar opheffen? Tja, ook weer zoiets. Wacht even, elk Nulnummer staat ook als pdf op de website van de Jellinek, ook dat nog! Nota bene de Arkin-cliëntenraad greep nu in. Een drastische maatregel volgde: Pitt Hamson moest eruit. Weg met hem. Twee hele pagina’s werden uit de pdf gewist.

Er werd flink opgetreden, excuusbrieven vanuit redactie en cliëntenraad vlogen richting Wencke, en hieperdepiep hoera. Allen reikten elkaar de hand, iedereen sloot vrede en alles was weer rustig… zoals de zee zich na een springvloed langzaam terugtrekt, zo ebde ook de schrik weer langzaam weg.

Het meest fascinerende aan deze zaak vond ik het volgende. De directie móest zichzelf wel een reeks vragen stellen, want hoe verklaar je nu dat zoiets gebeurd is? Waar komt die onvrede en zelfs felle tegenstand tegen sommige aspecten van ons mooie Jellinekbeleid vandaan? Wij zijn dé expert op het gebied van verslaving! Hoe gróót is dat verzet eigenlijk? Onder hoeveel mensen leeft het? Wij dachten dat het alleen maar die verdomde Pitt Hamson was! Een eenmansgek die een eenmansguerrilla tegen ons voert, net als bijvoorbeeld Che Guevara! En die Che Guevara, nou, dát was een lekker ding zeg! Tjonge jonge! En bovendien: is die hele cliëntenraad van ons nog wel te vertrouwen? (Omgekeerd vraagt men zich allang hetzelfde af.) Besloten werd: dit verzet is doodgewoon een generatieding. Klaar!

Een dergelijke conclusie komt voort uit een fraai staaltje cognitieve dissonantie. Want in het directiebrein stonden nu twee werkelijkheden recht tegenover elkaar:

1.  de huidige Jellinek biedt eersteklas zorg;
2.  sommige zeer ervaren ex-cliënten denken daar anders over.

Conclusie van het directiebrein: sommige ex-cliënten zijn idioten.

Nu is een dergelijke manier van denken mijzelf ook niet vreemd. Immers, zo schiet je tenminste een beetje op, het lost veel vraagstukken in één klap op. Het leven is kort hoor! Maar we moeten goed bedenken: wat zich bij mij heeft ontwikkeld tot een natuurlijke vorm van hoogmoed, daar is de Jellinek blijven steken in een rare mengeling van halsstarrigheid en de overtuiging van het eigen gelijk. Waar ik er op hamer: jullie zijn een zorginstelling!, daar omarmt de Jellinek de marktwerking, de concurrentiestrijd, de pr, de reclame en de zelfgenoegzaamheid, met aan het hoofd twee ceo’s en pal daaronder een emmer met snot met daarin de managers. In zorgjargon het ‘gouden straatje’ genoemd, omdat ze zo veel kosten. De gladjanussen en de leperds. Kortom: het zakenmodel. Zomaar een zakenmodel? Nee, nogal een eigenaardig zakenmodel, namelijk: op kosten van de zorgverzekeraars, op kosten van ons, de samenleving. Leuk zakendoen, dat wel. Het is: bedrijfje spelen.

Wencke de Wildt wil niet dat de Zes in het gebouw langskomen, zij zet nu in op een professionele ervaringsdeskundige. Op zichzelf zeg ik: hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Maar stelt u zich dat eens voor. Een groep verslaafden luistert naar het geoliede en gestroomlijnde verhaal van een ex-verslaafde, getraind in communicatie, goeie prater, iemand die al heel lang droogstaat. Welnu: de afstand tussen hem en de groep is bijna net zo groot als de afstand tussen cliënt en behandelaar. En die ís groot! Terwijl wij kunnen zeggen: wij weten nog heel goed hoe jullie je voelen, niet lang geleden zaten wij hier ook, tussen deze muren, wij waren toen vastbesloten, alle zes. En een van ons vertelt in pakweg twintig minuten hoe het sindsdien met hem gegaan is, met eventuele vragen en al. En we gaan weer weg. En we komen weer terug.

Wij zijn geen module. Wij zijn de Zes.

Pitt Hamson